Hybride ablatie

Bij een hybride-ablatie werken een thoraxchirurg en een cardioloog (elektrofysioloog) nauw samen. Via kleine sneetjes in de borstkas brengt de arts de instrumenten in voor de kijkoperatie. De katheters worden ingebracht via de lies. De thoraxchirurg maakt tijdens een kijkoperatie littekens aan de buitenkant van het hart met een ablatieklem. Er ontstaan een soort lijnen rondom de longaders.

Aanvullende littekens

De cardioloog meet via de katheter aan de binnenkant van het hart of de blokkade geslaagd is. Als er nog lekken zijn in de lijnen, geeft hij aan waar de chirurg aanvullende littekens moet maken. Aan de binnenkant van het hart kan de cardioloog aanvullende littekens maken met de katheter om te zorgen dat de blokkade volledig is.

Resultaten van deze ingreep zijn beter dan de resultaten van een katheterablatie of een kijkoperatie. Dat geldt vooral bij mensen die al langer last hebben van boezemfibrilleren. Zo'n 80 tot 90% van de hybride-ablaties is succesvol.

Een hybride-ablatie is wel kostbaar, omdat er meerdere specialisten bij betrokken zijn. Bovendien is een hybride operatiekamer nodig met ruimte voor meerdere specialisten en apparatuur. In Nederland heeft een beperkt aantal ziekenhuizen zo'n operatiekamer.

De patiënt kan de eerste maanden na de behandeling nog steeds ritmestoornissen voelen. Het hartweefsel moet zich nog aanpassen. Vaak zijn daarom de eerste periode nog medicijnen nodig voor het hartritme. Ook moet de patiënt nog een tijd medicijnen gebruiken om stolselvorming op de littekens te voorkomen.