Interventies verkorten zittijd revaliderende hartpatiënt drastisch
Een bewegingsmeter, concrete doelen en goede voorlichting zorgen ervoor dat hart- en vaatpatiënten hun zittijd tijdens de revalidatie met gemiddeld 1,6 uur verkorten. Dit blijkt uit onderzoek van het Radboudumc, onder leiding van Thijs Eijsvogels en met steun van de Hartstichting.
Maatwerk
Ruim tweehonderd patiënten werden gedurende 3 maanden tijdens hun hartrevalidatie gevolgd. Zij werden verdeeld over twee groepen. Een groep die de reguliere hartrevalidatie volgt en een interventiegroep. Deze kreeg voorlichting over de risico’s van te veel zitten en stelde concrete doelen om dit te verminderen. Ook kregen mensen uit deze groep een bewegingsmeter mee, die inzicht geeft in de zittijd en trilt als je een half uur onafgebroken zit.
Afname
Na drie maanden zat meer dan de helft van de interventiegroep minder dan 9,5 uur per dag. Bij de controlegroep, die het reguliere revalidatieprogramma volgde, was dat slechts bij een kwart van de mensen het geval. Bij hen nam de gemiddelde zittijd gemiddeld 1,2 uur af. Mensen die meer dan 9,5 uur per dag zitten, hebben een hogere kans op overlijden, vooral aan hart- en vaatziekten.
Thijs Eijsvogels: ‘De afname in zittijd was ook in de controlegroep erg groot. Dat hadden we niet verwacht. Mogelijk waren de revalidatieverpleegkundigen zo enthousiast over de interventie dat er toch wat doorsijpelde naar het reguliere revalidatieprogramma. Verder zagen patiënten van beide groepen elkaar geregeld. Wellicht is de controlegroep hierdoor beïnvloed waardoor zij ook minder zijn gaan zitten. Hoe dan ook, het is goed nieuws dat deze patiënten minder lang zijn gaan zitten.’
Toekomst
De onderzoekers zijn al druk bezig met de toekomst. Eijsvogels: ‘Ons onderzoek laat zien dat je zitgedrag kunt veranderen, maar niet als je mensen aan hun lot overlaat. Nu we hebben aangetoond dat we de zittijd drastisch kunnen verkorten, gaan we een nieuwe studie opzetten waarin we de gezondheidswinst van onze interventie kunnen aantonen. Daarvoor hebben we grotere groepen patiënten nodig dan we nu hebben onderzocht. Ik ben er van overtuigd dat deze aanpak de klachten van deze patiënten vermindert en sterfte kan voorkomen.’