Huisarts belangrijke schakel in vroeg opsporen hart- en vaatziekten
Huisartsen kunnen proactief hart- en vaatziekten eerder opsporen bij mensen met een verhoogd risico. Dat publiceerden onderzoekers vandaag in wetenschappelijk tijdschrift The Lancet Public Health. Hiervoor is het wel belangrijk dat huisartsen versterking krijgen. Hoe dat er precies uit ziet moet uit vervolgonderzoek blijken. De Hartstichting financierde het onderzoek dat werd uitgevoerd door de universitair medische centra van Utrecht, Groningen en Rotterdam en de technische universiteit Twente.
Hartfalen, boezemfibrilleren en aandoening van de kransslagaders. Dat zijn de drie chronische hartziektes waar huisartsen uit 25 praktijken door heel Nederland naar op zoek gingen. Voor al deze ziektes geldt dat het belangrijk is om er snel bij te zijn. Als patiënten niet op tijd de juiste behandeling krijgen, gaat het hart verder achteruit. Uiteindelijk kan dit ook een hartinfarct of herseninfarct veroorzaken.
Hoger risico
Mensen die aan het onderzoek meededen waren al onder controle bij de huisarts voor COPD of diabetes type 2. Zij hebben een hoger risico op hart- en vaatziekten. De helft van de patiënten kreeg de gebruikelijke zorg. Bij de andere helft zocht de huisarts actief naar tekenen van de drie genoemde hartziektes met behulp van een vragenlijst, lichamelijk onderzoek, een hartfilmpje en bloedonderzoek. Bij afwijkingen volgde verwijzing naar de cardioloog en echografie van het hart.
Twee keer zo vaak diagnose
Bij de mensen die extra onderzoek kregen stelde de huisarts meer dan twee keer zo vaak één of meer van de ziektes hartfalen, boezemfibrilleren of aandoening van de kransslagaders vast. De meest vastgestelde hartziekte was daarbij hartfalen. Dit is een ernstige aandoening die steeds vaker voorkomt. Een te late start met de behandeling vergroot de kans dat iemand in het ziekenhuis terechtkomt en dat iemand vroegtijdig overlijdt.
Uitvoerbaar
Dit is de eerste succesvolle proactieve vroege opsporing van hart- en vaatziekten door de huisarts die ook nog eens goed uitvoerbaar is. “Om mensen met beginnende hart- en vaatziekten vroeg op te sporen zijn meestal technieken nodig die alleen in het ziekenhuis toegepast kunnen worden, zoals CT-scans of een echo van het hart” vertelt huisarts en hoofdonderzoeker prof. dr. Frans Rutten. “Maar mensen met slechts weinig klachten komen helemaal niet in het ziekenhuis. Uit ons onderzoek blijkt dat huisartsen met eenvoudig en goedkoop onderzoek bij mensen met een hoger risico op hart- en vaatziekten degenen kunnen selecteren die wel vervolgonderzoek van het hart in het ziekenhuis nodig hebben.”
Doorsturen
Rutten benadrukt dat de huisarts alleen iemand doorstuurt naar het ziekenhuis als diegene klachten heeft en afwijkingen laat zien bij de bloedtest of het hartfilmpje. De cardioloog gaat vervolgens na of er inderdaad sprake is van een van de drie hartziektes. Als dat zo is volgt er onderzoek naar de oorzaken ervan en zet de cardioloog de juiste behandeling in. Wanneer dat goed is gelukt, neemt de huisarts de zorg weer over.
Toepassen
Wanneer alle huisartsen deze proactieve werkwijze zouden toepassen kunnen heel veel meer mensen met hart- en vaatziekten op tijd behandeld worden. Maar voor het zover is, moet er nog wel het een en ander gebeuren aldus Rutten: “Er zal scholing en ondersteuning van huisartsen nodig zijn om dit goed uit te voeren. Daarvoor is ook hulp van de zorgverzekeraars nodig; dat ze dit erkennen als extra activiteit. Wat we precies moeten doen om te zorgen dat dit straks door heel Nederland gebeurt, dat hopen we uit te zoeken in een vervolgonderzoek.”
Lees hier de publicatie in The Lancet Public Health.