Hartstichting.nl wordt geladen

To be able to view this content you need to accept the cookies that come from this third party.

Ontstaan trombose

In het bloed zitten stollingsfactoren. Dat is goed, want hierdoor sluit een wond snel en blijft niet bloeden. Bloed heeft ook antistollingsfactoren, die de stolling afremmen. Bij trombose is dit systeem niet goed in evenwicht. 

Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Trombose kan zowel in de aders als slagaders ontstaan. Dit artikel behandelt alleen trombose in de aders. Dit noemen we veneuze trombose.

Soorten trombose

Je hebt aderen die aan de oppervlakte liggen en aderen die diep onder de spieren liggen. Tussen die aderen liggen verbindende aderen. Trombose ontstaat meestal in de diep gelegen aderen of in de verbindende aderen. Dat heet diep veneuze trombose (DVT).

  • Trombosebeen en -arm

    ​Trombose in de aders van de benen komt het meeste voor. In de arm komt het minder vaak voor. Een trombosebeen voelt warm aan, is roodpaars van kleur en de huid is strak en glanzend. Lopen is pijnlijk. Bij een trombosearm zijn de hand en de arm gezwollen en de arm heeft geen kracht.

  • Trombose in de hersenen

    In zeldzame gevallen komt trombose in de hersenen voor. Dit heet ook wel cerebrale veneuze trombose of sinustrombose.

    Bij trombose in de hersenen (cerebrale veneuze trombose) ontstaat er een bloedstolsel in de aders van de hersenen. Hierdoor wordt het bloed niet goed afgevoerd, wat kan leiden tot vochtophoping en kleine hersenbloedingen. Klachten zijn bijna altijd hevige hoofdpijn en in de helft van de gevallen uitvalsverschijnselen.
     
    Cerebrale veneuze trombose is zeldzaam. Het komt vooral voor bij mensen tussen de 20 en 50 jaar, in driekwart van de gevallen vrouwen. 
     
    > Meer lezen in de patiënteninformatie van het AMC en de Hartstichting

Oorzaken trombose

De meest voorkomende oorzaken van trombose zijn:

  • ouderdom
  • pilgebruik
  • zwangerschap
  • roken
  • operaties onder narcose
  • lange tijd arm of been niet gebruiken (bijvoorbeeld door ziekte of gips)
  • (erfelijke) afwijkingen in het stollingssysteem

Erfelijkheid

Er zijn een aantal erfelijke aandoeningen die de kans op trombose verhogen. Hierbij is er een foutje in het stollingssysteem, waardoor het bloed meer stolt dan normaal. Bijvoorbeeld:

  • het niet hebben van eiwit S of eiwit C;
  • een foutje in factor II/protrombine;
  • een foutje in fibrinogeen;
  • het niet hebben van bloedgroep O;
  • het antifosfolipidensyndroom (APS);
  • verhoging van stollingsfactor VIII;
  • hyperhomocysteïnemie;
  • Factor V Leiden.
  • Meer over Factor V Leiden

    Factor V is betrokken bij de bloedstolling. Bij een wondje vormt zich normaal een voorlopig afdeklaagje. Hieraan hechten zich stoffen, onder andere factor V. Factor V stopt de bloedstolling zodra het korstje stevig genoeg is. Bij mensen met factor V Leiden werkt deze factor niet goed en stolt het bloed langer dan normaal.

    Deze afwijking komt voor bij ongeveer 1 op de 20 trombosepatiënten. Sommige situaties verhogen de kans dat factor V Leiden opspeelt. Dit is het geval bij het gebruik van de anticonceptiepil, zwangerschap, roken of te weinig bewegen. De diagnose wordt gesteld met bloedonderzoek of een DNA-onderzoek.

Diagnose van trombose

De diagnose van trombose is best lastig. Vaak is een longembolie het eerste verschijnsel van trombose. Onderzoeken die helpen bij het stellen van de diagnose zijn:

  • echografie of duplexonderzoek: bepalen van de snelheid en richting van de bloedstroom
  • D-dimeerbepaling: bloedonderzoek naar specifieke deeltjes die vrijkomen bij stolselvorming
  • longscan bij vermoeden van een longembolie
  • angiografie

Behandeling trombose

Goed behandelen van trombose is belangrijk. Hiermee kun je longembolie voorkomen. Ook zijn hiermee ernstige complicaties, zoals een open been te voorkomen.

Bij een grote trombose of trombose in het bekken, moet je meestal naar het ziekenhuis. Dat geldt ook voor longembolie.

  • Antistollingsmiddelen

    Bij trombose krijg je antistollingsmiddelen. Dit zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het stolsel niet groter wordt of losraakt en doorschiet naar de longen. In de eerste dagen krijg je die in het ziekenhuis soms via een injectie. Ook krijg je tabletten. Meestal moet je deze na thuiskomst ook nog een aantal maanden gebruiken en is soms controle bij de trombosedienst nodig.

  • Elastische kousen

    Elastische kousen voorkomen zwelling in je been en zorgen voor betere doorstroming van het bloed. Zo wordt de kans dat je nog een keer trombose krijgt of bijvoorbeeld een open been kleiner.

Voorkomen nieuwe trombose

Iemand die trombose heeft gehad, heeft een grotere kans om het nog eens te krijgen. Trombose kan terugkomen op dezelfde plek, maar ook in een andere ader. Neem voorzorgsmaatregelen om trombose te voorkomen:

  • volg de behandeling zoals voorgeschreven door de arts: elastische kousen en/of medicijnen
  • blijf in beweging om de bloedsomloop te stimuleren
  • stop met roken, want door roken klontert het bloed sneller
  • bij gebruik van de anticonceptiepil: overleg met de arts over alternatieven

Meer weten over trombose?

Vraag dan onze gratis folder aan. Hierin lees je meer over trombose.
Tablet met een foto van een arts en een patient

Zwangerschap en trombose

Antistollingsmiddelen zijn schadelijk voor het ongeboren kind. Vrouwen die deze medicijnen gebruiken en zwanger willen worden, moeten altijd overleggen met de arts over alternatieven.

Prof. dr. Saskia Middeldorp doet onderzoek naar trombose. Zij richt zich vooral op vrouwelijke patiënten met trombose. Met haar onderzoek wil ze vooral de behandeling van trombose rond de zwangerschap verbeteren.

Stel je vraag aan onze voorlichters

  • Chat via de chatknop onder in beeld (10.00 tot 16.30 uur)
  • Bel met een voorlichter: 0900 3000 300 (9.00 tot 13.00 uur, € 0,05 per minuut)

We zijn bereikbaar van maandag t/m donderdag, met uitzondering van feestdagen.